Het is duidelijk dat Exxon en Chevron zich minder bezighouden met het lastige onderwerp van de energietransitie. In de upstream-sector exploiteren zij bovendien velden op hun thuismarkt, wat leidt tot betere schaalvoordelen - vooral nu een vat weer flirt met de 100 dollar - en een verminderd geopolitiek risico.

Hoewel ze min of meer allemaal in dezelfde zak worden gestopt met waarderingsveelvouden tussen 6 en 8 keer hun winst, laten de Europese majors niettemin zeer uiteenlopende financiële prestaties optekenen als ze worden beoordeeld op basis van de rendabiliteit van hun investeringen over de cyclus 2012-2022.

Total, Shell en Equinor steken duidelijk boven de rest uit, met rendementen die minstens twee keer zo hoog zijn als die van het Britse BP of het Italiaanse Eni. Achteraan, en met een veel kleinere schaal, vinden we het Spaanse Repsol,  dat een lange en pijnlijke herstructurering afrondt, gekenmerkt door een geleidelijke terugtrekking uit zijn activiteiten in Noord-Amerika.

Het rendement op investeringen - hiermee bedoelen we de som van de capex en overnames, in beide gevallen zonder de verkoop van activa - blijft veel hoger bij de Amerikaanse grote spelers, met name bij Exxon, de onbetwiste leider in de ranglijst.

De Canadese bedrijven Suncor en CNQ hebben rendementen die vergelijkbaar zijn met hun Europese collega's, maar waarderingen die vergelijkbaar zijn met die van hun Amerikaanse tegenhangers.