KARLSRUHE (dpa-AFX) - Veel mensen die in voorgaande jaren verliezen hebben geleden bij sportweddenschappen op internet, kunnen hopen op een terugbetaling. Het Federale Gerechtshof (BGH) heeft duidelijk de kant van de spelers gekozen in een zaak die het in mei wil behandelen. Volgens de voorlopige beoordeling van de Eerste Civiele Senaat in Karlsruhe had de aanbieder de bepalingen van het Staatsverdrag op Kansspelen in de versie van 2012 overtreden, aldus de uitspraak, die beschikbaar is voor Deutsche Presse-Agentur. Volgens de uitspraak had het bedrijf onder andere de maximale inzet per speler niet beperkt tot 1.000 euro per maand.

Contracten tussen aanbieders en spelers zijn waarschijnlijk nietig en de eiser heeft waarschijnlijk recht op terugbetaling. In dit specifieke geval gaat het om ongeveer 12.000 euro plus rente. (Ref. I ZR 88/23).

De beslissing, die nog niet is gepubliceerd, is geen vonnis. Na een voorlopige juridische beoordeling geeft de Senaat de partijen alleen instructies over hoe ze zich moeten voorbereiden op de hoorzitting. Volgens advocaat Matthias Siegmann, die de eiser vertegenwoordigt bij het BGH, is de zeer zorgvuldige en gedetailleerde verwijzingsbeslissing echter min of meer het bedoelde vonnis.

Lagere instanties zullen het waarschijnlijk gebruiken als een juridische leidraad op een vergelijkbare manier als een uitspraak van het BGH, schreef de advocaat van de lagere instanties, Thomas Schopf, in een artikel op anwalt.de. "Een referentiebeslissing is daarom ook een leidraad voor hen."

Schopf gaat ervan uit dat het BGH een golf van rechtszaken zal uitlokken. Er zijn al duizenden van dit soort procedures omdat enerzijds verschillende bedrijven sportweddenschappen hadden aangeboden in een juridisch onduidelijke situatie en anderzijds advocatenkantoren zich hebben gespecialiseerd in dit soort zaken. Tot nu toe hebben rechtbanken echter verschillende uitspraken gedaan.

In het specifieke geval stelde het Oberlandesgericht Dresden de eiser in het gelijk. In een andere zaak heeft het Landgericht Ulm de aanbieder in het gelijk gesteld. Deze zaak, die oorspronkelijk gepland stond voor maart, werd op korte termijn door het BGH geannuleerd omdat beide partijen wilden onderhandelen over een schikking (zaak nr. I ZR 90/23).

Het is echter nog onduidelijk of er daadwerkelijk een hoorzitting en uitspraak komt in de eerste zaak. Het bedrijf kan ook zijn beroep intrekken./kre/DP/zb