Deze situatie begon na de overname van het Duitse Erwin Hymer, waardoor Thor de wereldwijde nummer één in recreatievoertuigen werd met vestigingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan en zelfs een groeiende activiteit in China.

Algemene recessieangst na tien jaar van monetaire euforie, de pandemie en stijgende brandstofprijzen hebben bijgedragen aan deze situatie. Dit trok tegendraadse beleggers aan die bereid zijn in te zetten op een onterechte korting.

Hoewel het bedrijfsmodel van Thor – dat nauwelijks kapitaal vergt - aantrekkelijk kan zijn, waren de marktzorgen niet ongegrond. De financiële resultaten van gisteravond laten dit zien: in de eerste negen maanden van het jaar daalde de omzet van de groep met 44 % en de nettowinst met 66 % ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.

De vertraging is momenteel vooral merkbaar op de Amerikaanse markt - waar de opleving na de pandemie leidde tot een piek in consumptie - en heeft Europa nog niet bereikt, waar het management geen besmetting verwacht. Dit zal de aandeelhouders enigszins geruststellen.

Een aantrekkelijk aspect van het bedrijfsmodel van Thor is het vermogen om de productie aan te passen aan de vraag. De productie van recreatievoertuigen is immers vooral eenvoudige assemblage en minder van industriële aard. Hierdoor kan de groep zich door verschillende economische situaties heen manoeuvreren en de schade beperken.

Ondanks de context heeft het management zijn verwachtingen verhoogd: het verwacht een winst per aandeel tussen 5,8 $ en 6,5 $ voor het lopende boekjaar, dat eindigt aan het einde van dit kwartaal. De markt waardeert dit nieuws duidelijk, zoals blijkt uit de stijgende koers.