Het hoogste gerechtshof van Europa heeft donderdag gezegd dat aandeelhouders van Banco Popular die in 2016 aan haar kapitaalverhoging hebben deelgenomen, geen recht hebben op vergoeding van de verliezen die zij hebben geleden nadat de Spaanse bank werd geliquideerd en gered.

De Europese autoriteiten orkestreerden in juni 2017 een nachtelijke redding van Popular, waarbij aandeelhouders en sommige obligatiehouders verliezen leden toen de bank voor nominaal één euro werd verkocht aan de grotere Spaanse rivaal Santander.

De uitspraak van het Europese Hof komt nadat een Spaanse regionale rechtbank opheldering had gevraagd over de vraag of aandeelhouders die hadden ingeschreven op de kapitaalverhoging van Popular van 2,5 miljard euro (2,64 miljard dollar) recht hadden op een vergoeding, op grond van gebrekkige informatie in zijn prospectus.

Het HvJ baseerde zijn uitspraak, waartegen geen beroep mogelijk is, op de herstructurerings- en afwikkelingsrichtlijn van de Europese Unie.

De resolutie van Popular werd uitgevoerd via de zogenaamde bail-in regels, volgens welke aandeelhouders en obligatiehouders de verantwoordelijkheid dragen voor de financiering van toekomstige reddingen van banken, vóór de belastingbetalers.

In de richtlijn, aldus het Hof, is het beginsel neergelegd dat "de aandeelhouders, gevolgd door de schuldeisers, van een kredietinstelling die aan een afwikkelingsprocedure is onderworpen, bij voorrang de geleden verliezen moeten dragen."

Het zei ook dat de bescherming van beleggers in de hele EU, "in geen geval geacht kan worden zwaarder te wegen dan het belang om de stabiliteit van het financiële stelsel te verzekeren."

PROSPECTUSCLAIMS

De Spaanse en EU-autoriteiten hebben de zaak-Popul geprezen als een geslaagde eerste test van een strengere Europese regeling voor de aanpak van in moeilijkheden verkerende kredietinstellingen, nadat deze door een bankrun waren getroffen.

Maar aandeelhouders spanden rechtszaken aan om de verwerving van aandelen in de kapitaalverhoging ongedaan te maken, omdat het prospectus volgens hen onjuiste en onvolledige informatie bevatte en omdat zij beweerden dat relevante informatie over de financiële positie van Popular verkeerd geïnterpreteerd en verzwegen was.

In 2016 boekte Popular een recordverlies van 3,5 miljard euro nadat hoger dan verwachte lasten op verzuurde vastgoedleningen de kapitaalpositie van de bank hadden uitgehold.

In juli 2017 bood Santander eeuwigdurende obligaties aan als onderdeel van een commercieel aanbod om enkele retailklanten te compenseren die aandelen en achtergestelde schulden van Banco Popular hadden gekocht.

Parallel daarmee spanden andere belangrijke aandeelhouders en junior obligatiehouders die door de redding van Popular waren getroffen, rechtszaken aan tegen de Single Resolution Board (SRB) die belast was met de afwikkeling van de bank, met het argument dat de bank niet noodzakelijk op instorten stond.

Popular had een beurswaarde van ongeveer 1,3 miljard euro op de dag dat het gered werd. Ongeveer 1,9 miljard euro aan achtergestelde en converteerbare obligaties werd ook weggevaagd.

In het kader van een afzonderlijk strafrechtelijk onderzoek onderzoekt het Spaanse Hooggerechtshof de rol in de ineenstorting van voormalige directeuren van Popular, die elk wangedrag hebben ontkend. ($1 = 0,9477 euro) (Verslaggeving door Jess Aguado; Redactie door Andrei Khalip, Elaine Hardcastle en Alexander Smith)