AVEO Oncology kondigde aan dat The Oncologist een post-hoc analyse heeft gepubliceerd van progressievrije overleving op lange termijn, algehele overleving en veiligheidsgegevens van de Fase 3 TIVO-3-studie waarin FOTIVDA® (tivozanib) wordt geëvalueerd bij patiënten met recidief of refractair (R/R) gevorderd niercelcarcinoom (RCC). In de publicatie toonde FOTIVDA een consistent veiligheidsprofiel en een overlevingsvoordeel op lange termijn bij patiënten die na 12 maanden nog in leven en progressievrij waren, wat wijst op een duurzaam klinisch voordeel en veiligheid voor alle leeftijdsgroepen, ongeacht eerdere behandeling. TIVO-3 vergeleek de werkzaamheid en veiligheid van de vasculaire endotheliale groeifactorreceptor (VEGFR) tyrosinekinaseremmers (TKI's) FOTIVDA en sorafenib (Nexavar®) bij patiënten met R/R gevorderd RCC bij wie de ziekte progressie vertoonde na twee of drie eerdere systemische therapieën.

Het onderzoek omvatte een vooraf gedefinieerde subgroep van patiënten (26%) die eerder waren behandeld met zowel een immuno-oncologische (IO) therapie als een VEGFR TKI. De post-hocanalyse toonde aan dat de door onderzoekers beoordeelde mijlpaalpercentages voor progressievrije overleving (PFS) op lange termijn hoger waren met FOTIVDA in vergelijking met sorafenib (3 jaar: 12,3% vs. 2,4%; 4 jaar: 7,6% vs.

0%). Na 22,8 maanden gemiddelde follow-up was de algemene overleving (OS) hazard ratio (HR) voor FOTIVDA 0,89 (95% betrouwbaarheidsinterval [CI]: 0,70-1,14); geconditioneerd op een klinisch zinvol PFS-tijdspunt van 12 maanden, toonde FOTIVDA een significante verbetering in OS vergeleken met sorafenib (HR: 0,45; 95% CI: 0,22-0,91; 2-zijdig P = 0,0221). De gemiddelde behandelingsduur was 11,0 maanden met FOTIVDA en 6,3 maanden met sorafenib.

Er waren minder behandelingsgerelateerde ongewenste voorvallen (TRAE's) en lagere doseringswijzigingspercentages met FOTIVDA dan met sorafenib, evenals minder graad =3 TRAE's met FOTIVDA (46%) dan met sorafenib (55%). Dosisaanpassingspercentages waren lager met FOTIVDA dan met sorafenib in alle leeftijdsgroepen en voorafgaande IO-subgroepen; en voorafgaande IO-therapie had geen invloed op dosisverlagingen of stopzettingen in beide armen. De komst van doelgerichte therapieën en IO-therapieën wordt beschouwd als een belangrijke vooruitgang in de behandeling van RCC, en op IO gebaseerde combinatietherapie is de eerstelijns zorgstandaard voor patiënten met gevorderd RCC die systemische therapie nodig hebben.4 Ondanks de aangetoonde voordelen van IO-combinatietherapieën krijgen de meeste patiënten met RCC uiteindelijk echter te maken met ziekteprogressie en hebben ze vervolgbehandelingen nodig5, wat de noodzaak onderstreept van veilige, verdraagbare en effectieve therapieën in de refractaire setting.