Doorheen economische cycli en marktontwikkelingen schommelt de koers van het aandeel met de regelmaat van een metronoom tussen een waarderingsbodem van zo’n 0,5 keer en 1,5 het eigen vermogen.

Aan periodes van relatieve welvaart – gekenmerkt door een dynamische industriële vraag en beperkte productiecapaciteit — volgen onvermijdelijk pijnlijke perioden van krimp. Aluminium, zoals bekend een betrouwbare graadmeter voor de temperatuur van de wereldeconomie, wordt voornamelijk gebruikt in de auto-industrie, de luchtvaart en de bouwsector.

Voor Alcoa zijn er in de huidige conjunctuur zowel positieve als negatieve punten. Het positieve is de neutralisatie van een deel van het Russische aanbod, dat de markt beheerste maar nu onderworpen is aan sancties; alsook de daling van de kosten voor grondstoffen. Denk maar aan kooks, aardgas, natronloog, enz. Het management verwacht dat deze trend zich volgend jaar zal voortzetten.

Het negatieve aspect is de bevriezing van nieuwe bouwprojecten in China en Chinese aluminiumproducenten die hun niet-verkochte voorraden dumpen op de exportmarkt. Dit heeft, naast andere factoren, al geleid tot een daling van de aluminiumprijs met ongeveer 20 % in 2023 ten opzichte van het voorgaande jaar.

Als gevolg hiervan daalt de omzet van Alcoa ondanks een productiestijging van 5 %. De groep registreert ook een boekhoudkundig verlies van 651 miljoen USD en verbrandt 440 miljoen USD aan contanten, terwijl de nettoschuld in de loop van de laatste twaalf maanden verdubbelt.

Het is de tweede keer in tien jaar dat de Amerikaanse groep een negatieve kasstroom noteert. Ondanks moeilijke bedrijfsomstandigheden, een belastend pensioenplan en bijzonder kostelijke milieuverplichtingen die de mogelijkheid beperken om cash terug te geven aan aandeelhouders, moet worden erkend dat Alcoa de verdienste heeft om te overleven en zichzelf grotendeels te financieren over deze periode.

Dat zeggen we uiteraard met een positieve bril op. Want als we het glas als halfleeg beschouwen, zien we al snel dat de huidige waardering nog steeds hoger is dan de waarde van het eigen vermogen, en te duur betaald voor een onderliggende activiteit met een rendabiliteit die al even onregelmatig als minder rendabel is.