De strategie van Ensign is gebaseerd op een bijzonder model. Het bedrijf koopt zijn boorapparatuur namelijk meestal niet nieuw. Wel verkrijgen ze het materiaal tegen 30 % tot 40 % van de nieuwwaarde door kleinere, financieel noodlijdende spelers over te nemen.

Met een koers van 2,55 dollar per aandeel op 8 mei 2023 is dit de waardering die de markt het bedrijf toebedeelt: 0,4 keer de waarde van het eigen vermogen. Er is wel een aanzienlijke nettoschuld, ongeveer gelijk aan het eigen vermogen.

Het grote deel hiervan is echter een kredietlijn die het bedrijf naar eigen zeggen probleemloos kan herfinancieren. De aanwezigheid van Murray Edwards speelt daarbij ongetwijfeld  in het voordeel van het bedrijf.

Ensign heeft 232 boorinstallaties (in het Engels rigs genoemd) en behaalt driekwart van zijn omzet in Noord-Amerika. In de laatste cyclus schommelt de winstgevendheid afhankelijk van de conjunctuur, maar het bedrijf genereert een cumulatieve contante winst van 850 miljoen dollar.

Twee derde hiervan wordt uitgekeerd als dividend aan aandeelhouders, terwijl de rest wordt gebruikt voor overnames, voorafgaand aan een bescheiden toename van de schulden. Kortom: de beurskapitalisatie van 470 miljoen dollar - tegen een koers van 2,55 dollar per aandeel - vertegenwoordigt iets meer dan de helft van de winst die het bedrijf het afgelopen decennium heeft gegenereerd en is kleiner dan de som van de uitgekeerde dividenden.

Een andere benadering: de gemiddelde vrije kasstroom per aandeel over de periode 2012-2022 bedraagt 0,5 dollar. Dat historische cijfer kan worden gerelateerd aan de huidige koers om een idee te krijgen van de waardering. De algehele rendabiliteit is bescheiden, zelfs met een aanzienlijke financiële hefboom, maar in de betrokken periode kende Ensign slechts twee verlieslatende jaren.

Leden van het managementteam kopen overigens aandelen op de markt. Zij werden daarbij onlangs vergezeld door de beroemde Prem Watsa, wiens holding Fairfax - het "Canadese Berkshire Hathaway" – 12 % van het kapitaal van Ensign verwierf.

Het valt te hopen dat de overnames die tussen 2018 en 2020 zijn gedaan, lucratief blijken te zijn. Ze zijn in ieder geval opmerkelijk goed uitgevoerd, middenin een olie- en gassector die helemaal onderaan de cyclus zit.