Door de schipbreuk in 2002 van de Griekse olietanker Prestige, die op weg was naar Gibraltar, kwam naar schatting 63.000 ton stinkende zwarte brandstof vrij langs de kust van Galicië en moesten de rijkste visgronden van Spanje worden gesloten.

Het leidde tot een langdurig geschil tussen The London Steam-Ship Owners' Mutual Insurance Association Limited, de verzekeraar van het schip, en Spanje.

Deze laatste bracht haar zaak voor een Spaanse rechtbank, die vervolgens de verzekeraar veroordeelde tot betaling van een schadevergoeding, gemaximeerd op 1 miljard dollar, voor de schade.

De London Steam-Ship Owners' Mutual Insurance Association Limited leidde op haar beurt een arbitrageprocedure in Londen in, die resulteerde in een uitspraak dat Spanje alleen via arbitrage in Londen naar Engels recht schadevergoeding kon vorderen.

Spanje vroeg vervolgens een Britse rechtbank om de Spaanse uitspraak te doen naleven en kreeg in 2019 de steun van die rechtbank. De verzekeraar ging in beroep, wat het Britse High Court ertoe aanzette het in Luxemburg gevestigde Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) om advies te vragen.

Het HJEU koos de kant van Madrid.

"De in het Verenigd Koninkrijk ingeleide arbitrageprocedure kan de erkenning van het Spaanse vonnis waarbij de verzekeraar wordt veroordeeld tot vergoeding van de door de olieramp veroorzaakte schade niet blokkeren," aldus de rechters.

"Aanvaarding van het feit dat een arbitraal vonnis waarbij een scheidsgerecht zich op grond van een dergelijke arbitrageclausule bevoegd heeft verklaard, de erkenning kan verhinderen van een vonnis dat in een andere lidstaat is gewezen na een door de benadeelde partij ingestelde rechtstreekse vordering tot schadevergoeding, zou ertoe kunnen leiden dat deze partij de daadwerkelijke vergoeding van de geleden schade wordt ontzegd," zeiden zij.

De zaak is C-700/20 London Steam-Ship Owners' Mutual Insurance Association.