Na jaren van debat heeft de Nederlandse Senaat dinsdag definitief ingestemd met de overgang naar een systeem van "vaste bijdragen", dat volgens voorstanders betere resultaten zal opleveren - hoewel tegenstanders hebben gewaarschuwd voor de extra risico's die het introduceert.

Traditioneel betalen Nederlandse werknemers en werkgevers aan particuliere pensioenfondsen die een eindpensioen op een bepaald niveau beloven - een steeds zeldzamer voorbeeld van een "defined benefit" systeem.

Samen met een staatspensioenstelsel heeft dit Nederlandse werknemers in staat gesteld het grootste deel van hun inkomen te behouden wanneer zij met pensioen gaan.

Het Nederlandse systeem wordt gezien als een model, maar de afgelopen jaren heeft het het moeilijk gehad. De rente en premies waren te laag om de fondsen in staat te stellen de inflatie te compenseren, en de dreiging van kortingen op de uitkeringen was groot.

Verslechterende dekkingsgraden leidden ook tot discussies over wie welke aanspraken op de collectieve pot had, omdat gepensioneerden aandrongen op inflatie-indexering, terwijl werknemers waarschuwden dat dit hun toekomstige uitkeringen zou schaden.

Volgens de nieuwe regels zullen de ongeveer 180 Nederlandse pensioenfondsen aan individuele werknemers en gepensioneerden duidelijk maken welk deel van de collectieve pot daadwerkelijk van hen is - en welke uitkeringen zij realistisch gezien kunnen verwachten.

Het nieuwe systeem maakt het ook gemakkelijker voor fondsen om de uitkeringen te verhogen als de beleggingen het goed doen en te verlagen als de markten dalen.

Er zullen echter solidariteitsmechanismen worden ingebouwd om het effect van slechte jaren op de beleggingen af te vlakken en ervoor te zorgen dat mensen hun pensioen blijven ontvangen zolang ze leven.

De fondsen zullen de nieuwe regels tegen 2028 moeten toepassen.

(1 dollar = 0,9084 euro)