De uitspraak, die een eerdere beslissing van een lagere rechtbank bevestigde, betekent dat het onderzoek naar de strafrechtelijke aansprakelijkheid van het bedrijf op grond van de zeer symbolische misdaden tegen de menselijkheid kan worden voortgezet.

Het bedrijf boekte echter een gedeeltelijke overwinning doordat de rechtbank de aanklacht van het in gevaar brengen van het leven van haar personeel liet vallen.

Lafarge, dat in 2015 onderdeel werd van het in Zwitserland genoteerde Holcim, is sinds 2016 het onderwerp van een onderzoek naar haar activiteiten in Syrië, in een van de meest uitgebreide strafrechtelijke bedrijfsprocedures in de recente Franse rechtsgeschiedenis.

De cementproducent heeft eerder, na een eigen intern onderzoek, toegegeven dat zijn Syrische dochteronderneming gewapende groepen betaalde om het personeel van de fabriek te helpen beschermen tijdens de burgeroorlog die het land al jaren in zijn greep houdt.

Maar in een felle juridische strijd, waarbij tientallen advocaten en duizenden pagina's documenten betrokken waren, heeft Lafarge een aantal van de aanklachten verworpen waar Franse aanklagers naar hebben gekeken, waaronder dat het bedrijf medeplichtig was aan misdaden tegen de menselijkheid door geld te betalen aan de gewapende groepen.

Het bedrijf had aangevoerd dat de Franse autoriteiten geen formele jurisdictie hadden om beschuldigingen van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden in het buitenland te vervolgen, wat de rechtbank in de uitspraak van dinsdag verwierp.

Maar het bedrijf betwistte ook dat het schuldig kon zijn aan het in gevaar brengen van het leven van haar lokale personeel door werknemers aan het werk te houden terwijl de veiligheidssituatie verslechterde.

Lafarge had verklaard dat er geen speciale verplichting was om hen te beschermen omdat de Franse arbeidswetgeving niet van toepassing was en de Cour de Cassation volgde dinsdag deze argumenten.