Christine Lagarde moet tevreden zijn. Op de laatste vergadering van de Europese Centrale Bank nam de voorzitter van de instelling afstand van haar Amerikaanse tegenhanger, Jerome Powell, door niet een pauze in de renteverhogingen aan te kondigen, maar een verdere verhoging, terwijl de FED besloot tijd te rekken.
Medio september verhoogde de ECB haar belangrijkste rentetarieven voor de tiende opeenvolgende keer, waarbij de depositorente naar 4% werd gebracht - een niveau dat sinds de invoering van de euro in 1999 niet meer was voorgekomen - en de herfinancieringsrente en marginale beleningsrente naar respectievelijk 4,50% en 4,75%. Destijds rechtvaardigde de bank haar beslissing door te wijzen op de aanhoudende stijging van de prijzen op het continent.
De recente prijsdaling voor energie (-11% j-o-j en -4,6 % in september), voeding en industrieproducten bewees dat dit beleid juist was. Na een stijging met 4,3 % in september en 5,2 % in augustus, bedroeg de inflatie in oktober 2,9 % voor alle landen die de eenheidsmunt hebben aangenomen, het laagste niveau sinds juli 2021.
Maar de keerzijde van dit goede nieuws - niet onbelangrijk - is de vertraging van de groei in de eurozone, en het feit dat deze afnemende inflatie niet per se duurzaam is. Als de inflatie afneemt, komt dat doordat de vraag vertraagt, en de groei van het continent zwakt ook af: in het derde kwartaal steeg de groei met een magere 0,1 %. Bovendien volstaat een opleving van de olieprijzen - zeer waarschijnlijk in deze onrustige tijden in het Midden-Oosten - om de inflatie weer te laten stijgen.
Tot slot moet worden opgemerkt dat analisten verwachten dat de inflatie langzaam zal dalen tot onder de 2 %, met loonstijgingen en een banenmarkt die solide zou moeten blijven. Een renteverlaging zal waarschijnlijk niet voor medio 2024 plaatsvinden: centrale bankiers zullen op veilig willen spelen en de inflatie niet opnieuw willen laten stijgen.
Tekening door Amandine Victor