Navidea Biopharmaceuticals, Inc. kondigt voorlopige resultaten aan van de lopende NAV3-32 Fase 2B studie, getiteld, “A Comparison of Tc99m Tilmanocept Quantitative Imaging With Immunohistochemical (IHC) Analysis of CD206 Expression in Synovial Tissue From Subjects Clinically Diagnosed With Rheumatoid Arthritis (RA).” Voorlopige resultaten bij de eerste elf patiënten wijzen erop dat de kwantitatieve Tc99m tilmanocept-opname in de handen en polsen van patiënten evenredig is met de mate van macrofaagbetrokkenheid bij de gewrichtsontsteking van een individuele reumatoïde artritis (“RA”) patiënt. Bovendien kon met de Tc99m tilmanocept-opname in door RA ontstoken gewrichten een discreet onderscheid worden gemaakt tussen patiënten met het fibroïde pathotype (d.w.z. weinig macrofaagbetrokkenheid) en patiënten met het diffuse myeloïde of lymfo-myeloïde pathotype van RA (d.w.z. meer macrofaagbetrokkenheid). Het hoofddoel van deze studie is de relatie te beoordelen tussen gewrichtsspecifieke tilmanocept-opnamewaarden en de pathobiologie van het gewrichtsweefsel dat bij RA betrokken is.

Dit wordt bereikt door biopsiestalen te nemen van gewrichten van patiënten met RA na beeldvorming met Tc99m tilmanocept. De beelden worden geëvalueerd met behulp van Navidea's eigen beeldvormingsanalysemethode om de hoeveelheid Tc99m tilmanocept-opname in het te biopseren gewricht te bepalen. De biopsieweefsels worden door een patholoog met behulp van immunohistochemische (“IHC”) kleuring geëvalueerd om de cellulaire samenstelling, met inbegrip van het macrofaaggehalte, in het ontstekingsweefsel van het door RA aangetaste gewricht te bepalen.

Het is bekend dat de cellulaire samenstelling van door RA ontstoken gewrichten van patiënt tot patiënt verschilt en vaak wordt onderverdeeld in een van de drie pathotypen fibroïde, diffuus myeloïde, en lymfo-myeloïde genoemd. Kennis van het pathotype van een individuele RA-patiënt kan klinisch belangrijk zijn omdat het kan voorspellen op welke RA-therapie een patiënt waarschijnlijk zal reageren. Het is de hypothese van Navidea dat het beeldvormingssignaal zal correleren met het aantal en de dichtheid van geactiveerde macrofagen in de gewrichten van RA-patiënten, en dat dit beeldvormingssignaal belangrijke informatie kan verschaffen over niet alleen de ziektestatus van de patiënt, maar ook kan aangeven welk pathotype van RA de patiënt heeft.

De inschrijving gaat door totdat ten minste vier patiënten van elk van de drie pathotypen - fibroom, diffuus myeloïde en lymfo-myeloïde - zijn ingeschreven en zowel beoordeelbare beeldvorming als biopsie hebben laten verrichten. Op dit ogenblik is bij in totaal elf patiënten Tc99m tilmanocept beeldvorming gevolgd door een synoviale weefselbiopsie in een ontstoken gewricht van hun handen of polsen verricht. Voorafgaand aan de biopsie werden kwantitatieve beeldanalyses uitgevoerd.

Beeldanalyses die vóór de biopsies zijn uitgevoerd hebben de proefpersonen in ten minste 2 verschillende en elkaar niet overlappende klassen van proefpersonen kunnen indelen. Zeven van de proefpersonen hadden relatief lagere niveaus van Tc99m tilmanocept-uptake. Al deze zeven proefpersonen bleken het fibroïde pathotype te hebben.

Van de overige 4 personen hadden er 3 het diffuse myeloïde pathotype en 1 het lymfo-myeloïde pathotype. Bovendien hadden de proefpersonen met het diffuse myeloïde of lymfo-myeloïde pathotype gemiddeld meer dan 3 keer zoveel Tc99m tilmanocept-uptake als de gemiddelde proefpersoon met het fibroïde pathotype. De patholoog die deze biopten heeft geëvalueerd, was geblindeerd voor de beeldvormingsresultaten voordat hij zijn verslag afmaakte.

Deze eerste resultaten ondersteunen de hypothese dat de patiënten met lage niveaus van lokalisatie van Tc99m tilmanocept in hun hand- en polsgewrichten het fibroïde pathotype van RA hebben, en die met hogere niveaus van lokalisatie representatief zijn voor één van de twee andere pathotypes.