Blue Lagoon Resources Inc. Ontdekt 11,02 Gpt Au en 2,31% Cu over 5,65 meter binnen 5,49 Gpt Au en 1,21% Cu over 16,55 meter in een grote stap-uitgang in de Boulder-ader. Geofysica vanuit de lucht wees op de aanwezigheid van twee matige tot sterke lineaire geleiders in de nabijheid van de mineralisatie. Er werden twee boringen verricht (DM-22-258 en -262), maar in geen van beide boringen werd vergelijkbare mineralisatie aangetroffen.

Bij boring DM-22-262 werd nabij de bovenkant van het boorgat anomale mineralisatie aangetroffen die verband houdt met de historische mineralisatie van de 9800-zone. Deze wordt vertegenwoordigd door grafietkalkachtige sedimenten met pyriet, sfaleriet, galena, arsenopyriet en chalcopyrietmineralen. De massieve sulfide-horizont blijft onverklaard en lijkt zich niet in belangrijke mate voort te zetten, noch in strekking noch in helling, op basis van de tot dusver verzamelde structurele informatie. Er zijn diamantboringen verricht in het gebied van de Federal Clearcut om een lineair magnetisch kenmerk en een EM-anomalie te onderzoeken die zijn vastgesteld in het geofysisch onderzoek vanuit de lucht van 2020.

Vier boringen (DM-21-192, -194, -196 en -198) werden gezet om een EM/mag anomalie te testen in het bovenste deel van de clearcut (Federal EM target). De overige gaten werden geboord om de lineaire magnetische functie te testen die ongeveer parallel loopt aan Federal Creek (Federal Clearcut target). Federal Creek werd geïnterpreteerd als een oppervlakte-uiting van een structureel kenmerk, waarschijnlijk een breuk.

Een sterke EM-anomalie in het westen werd ook geëvalueerd door de meest westelijke boring, boring DM-21-202. In het boorgebied langs Federal Creek kan de geboorde geologie grofweg worden onderverdeeld in een bovenpakket van vulkanische kunststoffen, onderlegd door een kenmerkend, sterk afgeschuind, grafietachtig argilliet en moddersteen, verder onderlegd door meer grofkorrelige silt- en zandstenen (waarschijnlijk van vulkanische oorsprong), en ten slotte onderlegd door grovere vulkanische kunststoffen. Deze andere lithologische eenheden zijn matig tot sterk afgeschoven.

Uit de boringen tot nu toe blijkt dat de stratigrafie ondiep naar het zuiden afloopt. Sulfidemineralisatie komt voor in een groot deel van alle geboorde lithologieën, maar is het best ontwikkeld in de grafiethoudende argillieten en de bijbehorende aders, en in gebrokkelde lithische tufstenen boven het argilliet, die ook worden doorsneden door kwartskarbonaat +/- sulfideaders. Pyriet is het dominante aanwezige sulfide.

De minerale samenstelling en het afzettingsmilieu wijzen op een sedimentair-exhalatief milieu. De positie van een lokale intrusieve en duidelijk wijdverspreide sulfidemineralisatie/verandering in het federale gebied blijft een doel voor follow-up op een later tijdstip.