De Britten keken er al lang naar uit: de inflatie, gemeten aan de hand van de CPI, viel in juni lager uit dan verwacht: +0,1 % terwijl +0,4 % werd verwacht, wat resulteerde in een lichte jaarlijkse daling van 8,7 % naar 7,9 % tegen een schatting van +8,2 %. De niveaus zijn inderdaad nog steeds veel te hoog om victorie te kraaien, maar beleggers geven de voorkeur aan de trend boven de absolute niveaus. Er wordt dan ook druk gespeculeerd over een vertraging van de renteverhogingen door de Bank of England, met als gevolg een daling van de Britse pond. Hoewel deze de afgelopen week een mooie adempauze had, lijkt het ons echter te vroeg om een trendomkering te verwachten. Met andere woorden, we raden aan om te profiteren van de huidige zwakte om je posities op 1,2831 en 1,2613 te versterken in afwachting van een nieuwe stijging. Alleen een doorbraak onder de 1.2500/2480 zou echt het einde betekenen van de stijgende trend die sinds september 2022 aan de gang is. Hetzelfde geldt voor de euro. Elke daling lijkt een goede kans om in te stappen en te profiteren van de opwaartse trend.

Wat de grondstoffengerelateerde valuta’s betreft, hebben de kiwi en de aussie uiteindelijk hun respectievelijke weerstanden op 0,6390 en 0,6900 bereikt. De eerste test momenteel een eerste steun rond de 0,6234/09, waarvan een doorbraak de zone van 0,6081/64 zou openen. Tegelijkertijd zullen wij de grens van 0,6743 in de gaten houden voor een grotere daling richting 0,6600.

De EURSEK is in de eerste helft van juli sterk gedaald tot dicht bij een belangrijke steun rond de 11,45, waar het 125-daagse voortschrijdende gemiddelde (de onderkant van het stijgende traject dat sinds de zomer van 2022 merkbaar is) en een horizontale steun samenvloeien.

(bron: Bloomberg)

In tegenstelling hiermee heeft de EURNOK net een omkerende dalingstrend laten zien en doorbrak het paar de 11,50, met een potentieel doel van 10,79.