Bodegraven-Reeuwijk, een stad met ongeveer 35.000 inwoners in het midden van Nederland, is sinds 2020 het middelpunt van samenzweringstheorieën op sociale media, toen drie mannen ongegronde verhalen begonnen te verspreiden over het misbruik van en de moord op kinderen die volgens hen in de jaren tachtig in de stad plaatsvonden.

De belangrijkste aanstichter van de verhalen zei dat hij jeugdherinneringen had aan het meemaken van het misbruik door een groep mensen in Bodegraven.

De verhalen veroorzaakten veel onrust in Bodegraven, omdat tientallen volgers van de tweets van de mannen naar het plaatselijke kerkhof stroomden om bloemen en geschreven boodschappen te leggen bij de graven van schijnbaar willekeurige dode kinderen, die volgens hen het slachtoffer waren van de satanische bende.

De advocaat van Twitter, Jens van den Brink, weigerde vrijdag voor de zitting bij de rechtbank in Den Haag commentaar te geven.

Vorig jaar beval dezelfde rechtbank de mannen om onmiddellijk al hun tweets, bedreigingen en andere online content met betrekking tot het verhaal te verwijderen en ervoor te zorgen dat niets daarvan ooit nog naar buiten kon komen.

Maar ondanks hun veroordeling circuleren er nog steeds verhalen over Bodegraven op sociale media omdat anderen hun verhaal zijn blijven herhalen, waardoor de gemeente de zaak zelf bij Twitter heeft aangekaart.

"Als samenzweringstheoretici hun berichten niet verwijderen, dan moeten de betrokken platforms ingrijpen", aldus de advocaat van Bodegraven, Cees van de Zanden, in de Volkskrant van vrijdag.

Van de Zanden zei dat de gemeente Twitter in juli had verzocht om actief alle berichten over het verhaal in Bodegraven te vinden en te verwijderen, niet alleen die van de drie veroordeelde mannen, maar tot nu toe geen antwoord had gekregen van het Amerikaanse bedrijf.

De mannen achter het Bodegraven-verhaal zitten momenteel allemaal in de gevangenis, omdat zij in andere rechtszaken zijn veroordeeld voor opruiing en het uiten van doodsbedreigingen aan het adres van onder meer premier Mark Rutte en voormalig minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge.