De EU-landen haalden 37% van hun bruto elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare bronnen, vergeleken met 34% in 2019, aldus Eurostat, hoewel de percentages in de regio sterk uiteenliepen.

Oostenrijk en Zweden voerden het blok aan met hernieuwbare energiebronnen voor meer dan driekwart van hun elektriciteitsverbruik, gevolgd door een aandeel van meer dan 50% in Denemarken, Portugal, Kroatië en Letland.

Buiten de EU produceerden zowel IJsland als Noorwegen meer stroom uit hernieuwbare bronnen dan de totale elektriciteit die ze verbruikten.

Noorwegen, ook de grootste petroleumproducent van West-Europa, wekt het grootste deel van zijn elektriciteit op uit waterkracht, terwijl IJsland dankzij zijn vulkanische oorsprong ook profiteert van overvloedige geothermische energie.

Het door land ingesloten Hongarije bleef achter bij de rest van het continent, samen met de zuidelijke eilandstaten Malta en Cyprus, met hernieuwbare energiebronnen die ongeveer 10% van hun elektriciteitsverbruik uitmaken.

Eurostat zei dat wind- en waterkracht in 2020 meer dan tweederde van de hernieuwbare energiesector van het 27-landenblok domineerden, hoewel de op twee na grootste bijdrage, zonne-energie, de snelst groeiende bron was.

Zonne-energie is goed voor 14% van het elektriciteitsverbruik in de EU in 2020, vergeleken met slechts 1% in 2008.

Vorige week meldde Eurostat dat de EU-lidstaten hun doelstelling van 20% voor het verbruik van hernieuwbare energie in 2020 hadden overschreden, rekening houdend met het gebruik in transport en warmteregeling en elektriciteit.