Anne en zeven andere Joden werden op 4 augustus van dat jaar door de nazi's ontdekt, nadat zij zich bijna twee jaar lang verborgen hadden gehouden in een achterhuis boven een pakhuis aan de gracht in Amsterdam. Allen werden gedeporteerd en Anne stierf op 15-jarige leeftijd in het kamp Bergen Belsen.

Een team dat bestond uit de gepensioneerde Amerikaanse FBI-agent Vincent Pankoke en een twintigtal historici, criminologen en dataspecialisten identificeerde een betrekkelijk onbekende figuur, de Joodse notaris Arnold van den Bergh, als hoofdverdachte bij het onthullen van de schuilplaats.

Sommige andere deskundigen benadrukten dat het bewijs tegen hem niet overtuigend was.

Pieter van Twisk, lid van het onderzoeksteam, zei dat het cruciale nieuwe bewijs een niet-ondertekend briefje aan Anne's vader Otto was, dat gevonden was in een oud na-oorlogs onderzoeksdossier, waarin Van den Bergh specifiek genoemd werd en waarin beweerd werd dat hij de informatie doorgegeven had.

In het briefje stond dat Van den Bergh als lid van de Amsterdamse Joodsche Raad in oorlogstijd toegang had tot adressen waar Joden ondergedoken zaten, en lijsten van zulke adressen aan de nazi's had doorgegeven om zijn eigen familie te redden.

Twisk zei dat na het onderzoek slechts vier van de aanvankelijke 32 namen overbleven, met Van den Bergh als hoofdverdachte.

De onderzoekers bevestigden dat Otto, het enige lid van de familie dat de oorlog overleefde, op de hoogte was van het briefje, maar verkoos er nooit in het openbaar over te spreken.

Van Twisk speculeerde dat de redenen van Frank om over de beschuldiging te zwijgen waarschijnlijk waren dat hij er niet zeker van kon zijn dat het waar was, dat hij niet zou willen dat informatie openbaar werd die verder antisemitisme zou kunnen voeden, en dat hij niet zou willen dat de drie dochters van Van den Bergh de schuld zouden krijgen van iets wat hun vader gedaan zou kunnen hebben.

Otto "was in Auschwitz geweest," zei Van Twisk. "Hij wist dat mensen in moeilijke situaties soms dingen doen die moreel niet te verantwoorden zijn."

Terwijl andere leden van de Joodse Raad in 1943 gedeporteerd werden, kon Van den Bergh in Nederland blijven. Hij overleed in 1950.

Historicus Erik Somers van het Nederlandse NIOD-instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies prees het uitgebreide onderzoek, maar was sceptisch over de conclusie ervan.

Hij plaatste vraagtekens bij het centrale belang van het anonieme briefje in de argumenten voor de verantwoordelijkheid van Van den Bergh en zei dat het team veronderstellingen heeft gemaakt over Amsterdamse Joodse instellingen in oorlogstijd, die niet door ander historisch onderzoek worden ondersteund.

Volgens Somers zijn er veel mogelijke redenen waarom Van den Bergh nooit gedeporteerd is, want "hij was een zeer invloedrijk man".

Miep Gies, een van de helpers van de familie, bewaarde Anne's dagboek veilig tot Otto terugkeerde en publiceerde het voor het eerst in 1947. Sindsdien is het in 60 talen vertaald en sprak het tot de verbeelding van miljoenen lezers over de hele wereld.

De Anne Frank Stichting was niet betrokken bij het cold case onderzoek, maar deelde informatie uit haar archieven om te helpen.

Directeur Ronald Leopold zei dat het onderzoek "belangrijke nieuwe informatie en een fascinerende hypothese heeft opgeleverd die verder onderzoek verdient".

Met behulp van moderne onderzoekstechnieken werd een master database samengesteld met lijsten van Nederlandse medewerkers, informanten, historische documenten, politiedossiers en eerder onderzoek om nieuwe aanwijzingen aan het licht te brengen.

Tientallen scenario's en locaties van verdachten werden op een kaart gevisualiseerd om een verrader te identificeren, op basis van kennis van de schuilplaats, het motief en de gelegenheid.

De bevindingen van het nieuwe onderzoek zullen worden gepubliceerd in een boek van de Canadese schrijfster Rosemary Sullivan, "The Betrayal of Anne Frank", dat dinsdag uitkomt.

De directeur van de Nederlands-Joodse organisatie CIDI, die antisemitisme bestrijdt, vertelde Reuters dat zij hoopte dat het boek inzicht zou geven in de oorlogsomstandigheden van de Amsterdamse Joodse bevolking.

"Als dit uitdraait op 'de Joden hebben het gedaan' zou dat jammer zijn. De nazi's waren uiteindelijk verantwoordelijk," zei Hanna Luden van het CIDI.