Na de inval van Rusland in Oekraïne op 24 febr. zei de hoofdaanklager van het ICC, Karim Khan, dat hij een formeel onderzoek had geopend naar mogelijke wreedheden op Oekraïens grondgebied sinds 2014, toen in Moskou gevestigde separatisten een deel van het verre oosten van het land in handen kregen.

"Het is belangrijk dat de bevelhebbers ter plaatse in Oekraïne en in Moskou de afschrikwekkende boodschap krijgen dat zij, als zij oorlogsmisdaden begaan, niet alleen in de beklaagdenbank van een rechtbank in Den Haag kunnen belanden, maar ook in een gevangeniscel," zei Raab tegen journalisten in Den Haag na een ontmoeting met Khan.

Hij voegde eraan toe dat, wil dit een geloofwaardige boodschap zijn, Groot-Brittannië en andere landen het ICC "extra steun" moeten bieden om zijn mandaat in Oekraïne te vervullen. Hij gaf geen bijzonderheden.

In een verklaring van de Britse regering stond dat Londen politie- en militaire analyses en gespecialiseerde IT-hulp aanbiedt om bewijsmateriaal voor het ICC te verzamelen en te bewaren, alsmede juridische expertise.

Toen hij het onderzoek aankondigde, zei Khan dat zijn bureau aan het klauteren was voor middelen en alles nodig had, van onderzoekers tot forensische taalexperts en psycho-sociale ondersteuning.

Raab weigerde ook te zeggen of de door Groot-Brittannië aan te bieden middelen uitsluitend voor Oekraïne bestemd zouden zijn, dan wel of zij ook konden worden gebruikt voor enkele van de 16 lopende onderzoeken en processen van het ICC.

Hij zei dat hij ook ambassadeurs van andere belangrijke ICC-lidstaten in Den Haag had ontmoet in een poging om een breder scala van partners samen te brengen "die bezorgd zijn over Oekraïne en ervoor zorgen dat er een golf van steun is voor wat de aanklager doet".