Integendeel: het aandeel Renault schiet omhoog en is sinds het begin van het jaar met meer dan een derde in waarde gestegen. Een pluim op de hoed van Luca de Meo, die Ampère enkele maanden geleden nog waardeerde tussen de acht en tien miljard euro, ongeveer een zesde van de huidige ondernemingswaarde van Renault.

De man die bekend staat om redding in hopeloze situaties — zo wordt hem de redding van Fiat en daarna van Seat toegeschreven — kwam bij Renault op een moment dat het bedrijf op een dieptepunt zat. Pandemie, de affaire Carlos Ghosn, een wankelende samenwerking met Nissan en Mitsubishi... de hete hangijzers stapelden zich op.

Aandeelhouders zullen hem dankbaar zijn voor het herstel van de situatie. De industriële alliantie met de twee Japanse fabrikanten kreeg een gezonde herstart, terwijl Renault terugkeerde naar acceptabele winstgevendheidsniveaus en de kasstromen weer kleur kregen.

De recente evolutie van de aandeelkoers weerspiegelt deze ontwikkelingen. Dat gezegd zijnde, is de fabrikant nog lang niet uit de problemen. De rendabiliteit blijft teleurstellend en het vermogen om succesvol te zijn in het elektrische segment is onzeker.

De meest optimistische waarnemers zullen toch benadrukken dat het bedrijf over solide troeven beschikt, dankzij onder andere zijn historische expertise op dit gebied — een positieve erfenis van het Ghosn-tijdperk — evenals zijn industriële partnerschappen — waaronder eentje in overweging met Volkswagen, de voormalige werkgever van Luca de Meo — en het laaggeprijsde merk Dacia.

Vreemd genoeg wordt Renault op papier beter gewaardeerd op de beurs dan rivaal Stellantis. Die laatste laat evenwel betere marges en een grotere rendabiliteit optekenen, en verdedigt een bijzonder solide balans, schuldenvrij en met een berg overtollige cash.