De Amerikaanse inflatie is in maart licht gestegen, maar dat zal waarschijnlijk niets veranderen aan de verwachtingen van de financiële markten dat de Federal Reserve zal wachten met het verlagen van de rente tot september.

De prijsindex voor de persoonlijke consumptieve bestedingen (PCE) steeg vorige maand met 0,3%, aldus het Bureau of Economic Analysis van het Commerce Department op vrijdag. De gegevens voor februari werden niet herzien om aan te tonen dat de PCE-prijsindex met 0,3% was gestegen, zoals eerder was gemeld.

In de 12 maanden tot en met maart steeg de inflatie met 2,7% na een stijging van 2,5% in februari. Economen gepolst door Reuters hadden voorspeld dat de PCE prijsindex 0,3% zou stijgen in de maand en 2,6% op jaarbasis. De PCE prijsindex is een van de inflatiecijfers die de Amerikaanse centrale bank volgt voor haar doelstelling van 2%. Maandelijkse inflatiecijfers van 0,2% over een langere periode zijn nodig om de inflatie terug te brengen naar de doelstelling.

Er werd gevreesd dat de inflatie in maart hoger zou kunnen uitvallen dan voorspeld, nadat uit het voorlopige rapport over het bruto binnenlands product (BBP) voor het eerste kwartaal op donderdag bleek dat de prijsdruk het sterkst was gestegen in een jaar tijd, onder invloed van stijgende kosten voor diensten, met name transport, financiële diensten en verzekeringen. Hierdoor werd een daling van de goederenprijzen meer dan tenietgedaan.

De opleving van de inflatie lijkt zich vooral in de eerste twee maanden van het jaar te hebben voorgedaan.

Fed-functionarissen zullen de rente volgende week naar verwachting ongewijzigd laten. Sinds juli heeft de centrale bank haar rente tussen 5,25% en 5,50% gehouden. Sinds maart 2022 heeft ze de beleidsrente met 525 basispunten verhoogd.

De financiële markten verwachtten aanvankelijk dat de eerste renteverlaging in maart zou plaatsvinden, maar dat werd uitgesteld tot juni en nu tot september omdat de arbeidsmarkt- en inflatiecijfers dit jaar positief bleven verrassen. (Verslaggeving door Lucia Mutikani; Redactie door Chizu Nomiyama)