Natera, Inc. kondigde de publicatie aan van een nieuwe studie in JCO Precision Oncology waarin de klinische bruikbaarheid van Signatera, een moleculaire restziekte-test op basis van de tumor, voor postoperatieve risicostratificatie en voorspelling van recidief bij patiënten met stadium I-III slokdarm- en maagkanker (EGC's) wordt benadrukt. EGC's zijn wereldwijd de zesde meest voorkomende vorm van kanker1 , waarbij jaarlijks ongeveer 47.000 nieuwe patiënten in de VS worden getroffen. Bij patiënten met een gelokaliseerde ziekte komt meer dan 50% binnen drie jaar terug, ondanks behandeling met curatieve therapie. Klinische praktijkrichtlijnen ondersteunen ofwel adjuvante therapie of observatie na chirurgie, dus er is een grote behoefte aan betere hulpmiddelen voor risicostratificatie om deze op risico gebaseerde managementbeslissingen te onderbouwen.

Vanwege het hoge recidiefpercentage bevelen de richtlijnen bovendien frequente controle op recidief aan met beeldvorming, endoscopische evaluatie of tumormarkers. Deze real-world studie deed verslag van EGC-studies tot nu toe en omvatte 943 plasmamonsters die waren verzameld bij 295 patiënten in meer dan 70 instellingen. De primaire analyse richtte zich op de 212 patiënten met stadium I-III ziekte.

Signatera ctDNA-status werd geëvalueerd bij diagnose (voorafgaand aan neoadjuvante behandeling), na chirurgie en vervolgens serieel tijdens routinebewaking, met een mediane klinische follow-up van 417 dagen. De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn Vóór de behandeling: ctDNA was detecteerbaar in 96% (23/24) van de patiënten met preoperatieve monsters. Na de operatie (binnen 16 weken): ctDNA werd postoperatief gedetecteerd in 23,5% (16/68) van de patiënten.

ctDNA-positieve patiënten hadden een hoger recidiefpercentage (81,2%) in vergelijking met ctDNA-negatieve patiënten (13,5%). ctDNA-positieve patiënten hadden een slechtere RFS (HR: 10,7, 95% CI: 4,3-29,3, p < 0,0001). Surveillance setting (ten minste 2 weken na voltooiing van adjuvante behandeling): het recidiefpercentage bij patiënten met een ctDNA-positief resultaat was 95,2% (20/21) vergeleken met 7,9% (5/63) bij patiënten die ctDNA-negatief bleven.

ctDNA-positieve patiënten hadden een slechtere RFS (HR: 17,7, 95% CI: 7,3-50,7, p < 0,0001). Multivariate analyse: ctDNA was de sterkste prognostische factor in vergelijking met alle andere klinisch-pathologische risicofactoren, waaronder ziektestadium, locatie en MSI-status (HR: 11,82, 95% CI: 6,18-22,6, p < 0,001).