Azincourt Energy Corp. heeft de analyseresultaten gepresenteerd van het winter 2022 boorprogramma op het East Preston uranium project, gelegen in het westelijke Athabasca Basin, Saskatchewan, Canada. Het boren voor het winterseizoen 2022 op het East Preston Project heeft geresulteerd in 5.004,5 meter, voltooid in 19 boorgaten tussen januari en maart van 2022.

De eerste bevindingen van dit programma werden gemeld in een nieuwsbericht van 29 maart 2022. Het boren tijdens het 2022 programma concentreerde zich op de A-G en K-H-Q trends en begon in de G-Zone waar het 2021 boorprogramma eindigde. Tijdens het programma werden in totaal 420 monsters verzameld, die voor analyse naar het Geoanalytisch Laboratorium van de Saskatchewan Research Council in Saskatoon, Saskatchewan werden gezonden.

Na onverwachte vertragingen bij het lab werden de resultaten eind juni eindelijk door TerraLogic Exploration ontvangen, en zij ondergingen onmiddellijk een grondige kwaliteitscontrole-beoordeling alvorens te worden aanvaard. Een analyse van de resultaten laat uraniumverrijking zien binnen de eerder geïdentificeerde alteratiezones langs de G-, K-, en H- doelzones (Figuur 2). Uraniumverrijking wordt geïdentificeerd als uranium (U) waarden en een uranium/thorium verhouding (U/Th) boven wat normaal in het gegeven gesteentetype of gebied verwacht zou worden.

Langs de naar het noordoosten gerichte G-zone zijn in de gaten EP0030 en EP0037 uitgebreide hydrothermale alteratie en bewijzen van oost-west dwarsdoorsnijdende structuren waargenomen. De primaire gesteentetypen in de alteratiezone zijn granodioriet en diorietgneis met gemiddelde verwachtingswaarden van 2-3 ppm U en U/Th-verhoudingen van 0,25-0,3. Een monster uit boring EP0037 leverde 14,6 ppm U op en een U/Th-verhouding van 1,5, vijf maal de verwachte waarden. Een monster uit EP0032 bracht 19,5 ppm U en een U/Th-verhouding van 0,8 terug. De H-zone bestrijkt een verandering in oriëntatie van de structurele en geleidende tendens van noord-zuid naar zuid-west gericht en bevat een dikke zone van hydrothermale alteratie en een intense grafietfout en mylonietzone.

Een monster uit boring EP0041 leverde 12,5 ppm U en een U/Th-verhouding van 0,5 op binnen een myloniet in de breukzone. Langs de noord-zuid lopende K-zone zijn in alle boringen uitgebreide zones van hydrothermaal hematiet doorsneden, waarbij ook kleiige alteratie aanwezig is. Een zone van plaatselijke verhoogde radioactiviteit van meer dan 10 maal de achtergrondwaarde werd in boring EP0035 vastgesteld.

Het gesteentetype in deze zone is gabbro met gemiddelde verwachtingswaarden van 0,5-1,5 ppm U en U/Th-verhoudingen van 0,25-0,5. Een monster uit deze zone in boring EP0035 leverde 5,4 ppm U en een U/Th-verhouding van 1,2 op. Azincourt beschouwt de resultaten van de monsteranalyse als een belangrijke indicator dat er uraniumhoudende vloeistoffen aanwezig waren binnen de geïdentificeerde alteratiesystemen. Vervolgtests van het alteratiesysteem om de omvang van de alteratie en de gebieden met vloeistofconcentratie en sterke uraniumverrijking vast te stellen, zullen het doel van vervolgprogramma's zijn. Er wordt gewerkt aan een grondige evaluatie en interpretatie van de resultaten van het winterprogramma 2022 en er worden voorbereidingen getroffen voor een uitgebreid programma in de winter van 2022-2023 om de alteratie en de structuur van de G-, K-, en H-Zones te blijven evalueren en een eerste blik te werpen op de Q-Zone.

Doelgebieden in East Preston: Het primaire doelgebied van het East Preston Project zijn de geleidende corridors van de A-Zone naar de G-Zone (A-G Trend) en van de K-Zone naar de H- en Q-Zones (K-H-Q Trend). De selectie van deze trends is gebaseerd op een compilatie van de resultaten van de EM- en zwaartekrachtonderzoeken op de grond in 2018 tot en met 2020, de VTEM- en magnetische onderzoeken op het hele terrein, en de boorprogramma's van 2019 tot en met 2022. Het HLEM-onderzoek van 2020 wijst op meerdere prospectieve geleiders en structurele complexiteit langs deze corridors. Boorprogramma's hebben tot nu toe bevestigd dat de geïdentificeerde geofysische geleiders structureel verstoorde zones omvatten, waarin zich ophopingen van grafiet, sulfiden en carbonaten bevinden.

Er is aangetoond dat er hydrothermale alteratie, anomale radioactiviteit en verhoogd uranium aanwezig zijn binnen deze structureel verstoorde conductorzones.