De Indiase luchtvaartmaatschappij heeft zich tot de rechtbank van Delaware gewend om een arbitragebesluit uit te voeren dat zij in Singapore tegen Pratt & Whitney heeft gewonnen. Zij geeft Pratt & Whitney de schuld van haar financiële problemen en beweert dat het Amerikaanse bedrijf de motoren niet op tijd heeft geleverd. Volgens Pratt zijn deze vorderingen ongegrond.

Go First heeft in India faillissementsbescherming gekregen en een door de rechtbank aangestelde bewindvoerder probeert de luchtvaartmaatschappij nieuw leven in te blazen. Dit heeft ook geleid tot een bittere strijd met veel verhuurders van Go First, die hun huurovereenkomsten hebben opgezegd en proberen de vliegtuigen terug te nemen.

Tijdens een rechtszitting op donderdag, waartoe Reuters toegang had via een door de rechtbank toegewezen teleconferentie-systeem, betoogde een advocaat van Pratt dat Go First geen recht meer heeft op de motoren na beëindiging van de huurovereenkomsten.

"Er zijn geen motoren beschikbaar om aan Go First te worden toegezonden ... deze leasingcontracten zijn beëindigd en zij (motoren) kunnen niet worden toegezonden omdat Go First er geen recht op heeft", aldus de raadsman van Pratt & Whitney.

De raadsman van Go First voerde aan dat dit standpunt onjuist was en dat het faillissementsproces in India voorziet in een bevriezing van de terugneming van vliegtuigen door een verhuurder, zodat Go First nog steeds recht heeft op de vliegtuigen en de motoren.

De raadsman van de Indiase luchtvaartmaatschappij voegde eraan toe dat de motoren van cruciaal belang waren voor haar heropleving.

De arbiter uit Singapore had Pratt op 30 maart gelast Go First bij te staan en bruikbare reservemotoren te leveren aan de luchtvaartmaatschappij, die naar eigen zeggen de helft van haar 54 Airbus A320neo's aan de grond heeft gehouden wegens motorproblemen.

Pratt voert aan dat het arbitragebesluit niet afdwingbaar is.